In een recent arrest oordeelde het Hof van Beroep van Luik dat het verschil in behandeling tussen onroerend goed dat wordt verhuurd voor residentieel gebruik naargelang het in België dan wel in de EU gelegen is, ongeoorloofd is. Dit was enigszins te verwachten, nadat België al eerder door het Hof van Justitie veroordeeld werd voor het verschil in behandeling van niet-verhuurd vastgoed.
In een recent arrest oordeelde het Hof van Beroep van Luik dat het verschil in behandeling tussen onroerend goed dat wordt verhuurd voor residentieel gebruik naargelang het in België dan wel in de EU gelegen is, ongeoorloofd is. Dit was enigszins te verwachten, nadat België al eerder door het Hof van Justitie veroordeeld werd voor het verschil in behandeling van niet-verhuurd vastgoed.
In geval van verhuur van buitenlands onroerend goed dient men de jaarlijkse bruto-huuropbrengst aan te geven voor de berekening van het progressievoorbehoud. Voor Belgische woningen wordt de belasting berekend op basis van het kadastraal inkomen (vermeerderd met 40%), wat quasi steeds veel lager is.
Wanneer België met het land van ligging van het onroerend goed een dubbelbelastingverdrag heeft afgesloten (wat binnen de EU steeds het geval is), moet België een vrijstelling verlenen. Ten aanzien van natuurlijke personen stellen we echter steeds vrij met progressievoorbehoud. Dit wil zeggen dat deze inkomsten eerst worden meegerekend om het toepasselijk tarief te bepalen. Eens het tarief vaststaat, wordt een belastingvermindering voor buitenlandse inkomsten verleend. Deze vermindering wordt verhoudingsgewijs toegepast.
Om de buitenlandse verhuurde onroerende goederen gelijk te behandelen werd voorgesteld om op basis van een persbericht van de Europese Commissie de belastbare grondslag vast te leggen op 22,5% van de jaarlijkse bruto-huuropbrengst. Het Hof van Beroep volgde de belastingplichtige en ook de fiscale administratie verklaarde zich hiermee akkoord in het arrest.
Hoewel de wettekst uiteraard nog ongewijzigd stelt dat de jaarlijkse bruto-huurinkomsten moeten worden aangegeven, noteren we dat de fiscale administratie een tolerantie in het leven roept. Voortaan heeft men de mogelijkheid om slechts 22,5% van de jaarlijkse bruto-huuropbrengsten in rekening te nemen als belastbare grondslag bij het invullen van de aangifte personenbelasting, eventueel verwijzend naar bovenstaand arrest.
Eens te meer moet een praktische oplossing de wetgever ter hulp snellen, maar vroeg of laat zal deze door Europa toch worden gedwongen om haar wetgeving aan te passen...